Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet milieubeheer

 

Artikel 1.1
1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
adviseurs: bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift in de gelegenheid moeten worden gesteld advies uit te brengen met betrekking tot het geven van een beschikking of het nemen van een ander besluit;
afvalbeheersplan: het afvalbeheersplan, bedoeld in artikel 10.3;
afvalstoffen: alle stoffen, preparaten of producten die behoren tot de categorieën die zijn genoemd in bijlage I bij richtlijn nr. 2006/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen;
afvalstoffenverordening: de verordening, bedoeld in artikel 10.23;
afvalvoorziening: inrichting waar uitsluitend winningsafvalstoffen worden gestort of verzameld, dan wel het gedeelte van een inrichting waar winningsafvalstoffen worden gestort of verzameld;
afvalvoorziening categorie A: afvalvoorziening, welke door het bevoegd gezag is ingedeeld in categorie A, overeenkomstig de criteria gesteld in bijlage III bij de richtlijn beheer winningsafval;
afvalwater: alle water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen;
bedrijfsafvalstoffen: afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen;
bedrijfsafvalwater: afvalwater dat vrijkomt bij door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid, dat geen huishoudelijk afvalwater, afvloeiend hemelwater of grondwater is;
beheer van afvalstoffen: inzameling, vervoer, nuttige toepassing of verwijdering van afvalstoffen;
beste beschikbare technieken: voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu meest doeltreffende technieken om de emissies en andere nadelige gevolgen voor het milieu, die een inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken, die - kosten en baten in aanmerking genomen - economisch en technisch haalbaar in de bedrijfstak waartoe de inrichting behoort, kunnen worden toegepast, en die voor degene die de inrichting drijft, redelijkerwijs in Nederland of daarbuiten te verkrijgen zijn; daarbij wordt onder technieken mede begrepen het ontwerp van de inrichting, de wijze waarop zij wordt gebouwd en onderhouden, alsmede de wijze van bedrijfsvoering en de wijze waarop de inrichting buiten gebruik wordt gesteld;
betrokken bestuursorganen: adviseurs en andere bestuursorganen die krachtens wettelijk voorschrift worden betrokken bij de totstandkoming van de in artikel 13.1, eerste lid, bedoelde beschikkingen.
bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het geven van een beschikking of het nemen van een ander besluit;
bijlage: bij deze wet behorende bijlage;
biochemisch zuurstofverbruik: massaconcentratie aan opgeloste zuurstof die gedurende vijf dagen wordt verbruikt door biochemische oxydatie van organische bestanddelen onder uitsluiting van ammoniumoxydatie onder omstandigheden die zijn gespecificeerd in een door Onze Minister aangewezen norm van het Nederlands Normalisatie Instituut;
broeikasgas: gas, genoemd in bijlage II bij de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten;
broeikasgasemissierecht: overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens hoofdstuk 16 overdraagbaar recht, uitsluitend teneinde aan het bepaalde bij en krachtens dat hoofdstuk te voldoen, om gedurende een bepaalde periode een emissie van één ton kooldioxide-equivalent in de lucht te veroorzaken;
Commissie genetische modificatie: de Commissie genetische modificatie, bedoeld in artikel 2.26;
Commissie voor de milieu-effectrapportage: de Commissie voor de milieu-effectrapportage, bedoeld in artikel 2.17;
doelmatig beheer van afvalstoffen: zodanig beheer van afvalstoffen dat daarbij rekening wordt gehouden met het geldende afvalbeheersplan, dan wel de voor de vaststelling van het plan geldende bepalingen, dan wel de voorkeursvolgorde aangegeven in artikel 10.4, en de criteria, genoemd in artikel 10.5, eerste lid;
EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling: richtlijn nr. 85/337/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 1985 betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PbEG L 175), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 97/11/EG van de Raad van de Europese gemeenschappen van 3 maart 1997 (PbEG L 73) tot wijziging van richtlijn 85/337/EEG betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten;
één ton kooldioxide-equivalent: een metrische ton kooldioxide of een hoeveelheid van een ander broeikasgas met een gelijkwaardig aardopwarmingsvermogen;
de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten: richtlijn nr. 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PbEU L 275);
EG-richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging: richtlijn (EG) nr. 96/61 van de Raad van de Europese Unie van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (PbEG L 257), naar de tekst zoals deze bij die richtlijn is vastgesteld;
EG-verordening overbrenging van afvalstoffen: verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PbEU L 190);
EG-verordening PRTR: verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad (PbEU L 33);
EG-verordening register handel in broeikasgasemissierechten: verordening (EG) nr. 2216/2004 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 21 december 2004 inzake een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 386);
EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen: verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PbEU 2007, L 136);
emissie: stoffen, trillingen, warmte, die of geluid dat direct of indirect vanuit een bron in de lucht, het water of de bodem worden, onderscheidenlijk wordt gebracht;
de emissieautoriteit: de Nederlandse emissieautoriteit, genoemd in artikel 2.1;
emissiegrenswaarde: massa gerelateerd aan bepaalde parameters, dan wel concentratie of niveau van een emissie uit een of meer bronnen, die gedurende een bepaalde periode niet mag worden overschreden;
emissiereductie-eenheid: eenheid, uitgegeven overeenkomstig artikel 6 van het Protocol van Kyoto en de overeenkomstig het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering of het Protocol van Kyoto genomen besluiten (ERU);
gecertificeerde emissiereductie: eenheid, uitgegeven overeenkomstig artikel 12 van het Protocol van Kyoto en de overeenkomstig het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering of het Protocol van Kyoto genomen besluiten (CER);
gemeentelijk milieubeleidsplan: het gemeentelijke milieubeleidsplan, bedoeld in artikel 4.16;
gevaarlijke afvalstoffen: bij ministeriële regeling als zodanig aangewezen afvalstoffen, met inachtneming van ter zake voor Nederland verbindende verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties;
gpbv-installatie: installatie als bedoeld in bijlage 1 van de EG-richtlijn geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging;
huishoudelijk afvalwater: afvalwater dat overwegend afkomstig is van menselijke stofwisseling en huishoudelijke werkzaamheden;
huishoudelijke afvalstoffen: afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, behoudens voor zover het ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen;
inrichting: elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht;
inspecteur: als zodanig bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaar;
inwonerequivalent: biochemisch zuurstofverbruik van 54 gram per etmaal;
de kaderrichtlijn water: richtlijn nr. 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327), zoals deze is gewijzigd bij beschikking nr. 2455/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2001 tot vaststelling van de lijst van prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid en tot wijziging van richtlijn 2000/60/EG (PbEG L 331) en met inbegrip van wijzigingen uit hoofde van artikel 20, eerste lid, van de richtlijn, doch voor het overige naar de tekst zoals deze bij de richtlijn is vastgesteld.
nationaal milieubeleidsplan: het nationale milieubeleidsplan, bedoeld in artikel 4.3;
NOx-emissierecht: overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens hoofdstuk 16 overdraagbaar recht, uitsluitend teneinde aan het bepaalde bij en krachtens dat hoofdstuk te voldoen, om gedurende een bepaalde periode een emissie van één kilogram stikstofoxiden in de lucht te veroorzaken;
nuttige toepassing: de als zodanig in artikel 1 van de richtlijn nr. 2006/12/EG van 5 april 2006 van het Europees parlement en de Raad betreffende afvalstoffen, aangeduide activiteit;
Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
openbaar hemelwaterstelsel: voorziening voor de inzameling en verdere verwerking van afvloeiend hemelwater, niet zijnde een openbaar vuilwaterriool, in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast;
openbaar ontwateringsstelsel: voorziening voor de inzameling en verdere verwerking van grondwater, niet zijnde een openbaar vuilwaterriool, in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast;
openbaar vuilwaterriool: voorziening voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater, in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast;
preparaten: mengsels of oplossingen van twee of meer stoffen;
Protocol van Kyoto: op 11 december 1997 te Kyoto totstandgekomen Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (Trb. 1998, 170, en 1999, 110);
provinciaal milieubeleidsplan: het provinciale milieubeleidsplan, bedoeld in artikel 4.9;
provinciale milieucommissie: de provinciale milieucommissie, bedoeld in artikel 2.41;
provinciale milieuverordening: de verordening, bedoeld in artikel 1.2;
Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering: op 9 mei 1992 te New York totstandgekomen Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (Trb. 1992, 189);
richtlijn beheer winningsafval: richtlijn nr. 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afval van de winningsindustrieën en houdende wijziging van Richtlijn nr. 2004/35/EG (PbEU L 102);
stedelijk afvalwater: huishoudelijk afvalwater of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater;
stikstofoxiden (NOx): stikstofmonoxide en stikstofdioxide, uitgedrukt als stikstofdioxide;
stoffen: chemische elementen en de verbindingen ervan, zoals deze voorkomen in natuurlijke toestand of bij de vervaardiging ontstaan, met inbegrip van alle additieven die nodig zijn voor het behoud van de stabiliteit ervan en alle onzuiverheden ten gevolge van het toegepaste procédé, doch met uitzondering van elk oplosmiddel dat kan worden afgescheiden zonder dat de stabiliteit van de stof wordt aangetast of de samenstelling ervan wordt gewijzigd;
storten: op of in de bodem brengen van afvalstoffen om deze daar te laten;
verwijdering: de handelingen die zijn genoemd in bijlage II A bij richtlijn nr. 2006/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen;
waterkwaliteitsbeheerder: het bestuursorgaan dat bevoegd is tot vergunningverlening ingevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren;
winningsafvalstoffen: afvalstoffen die rechtstreeks afkomstig zijn uit de prospectie, winning, behandeling en opslag van mineralen en de exploitatie van groeven, met uitzondering van afvalstoffen afkomstig van offshore-prospectie, -winning en -behandeling;
RIVM: Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu, genoemd in de Wet op het RIVM.
2
In deze wet en de daarop berustende bepalingen:
a
worden onder gevolgen voor het milieu in ieder geval verstaan gevolgen voor het fysieke milieu, gezien vanuit het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat, alsmede van de relaties daartussen;
b
worden onder gevolgen voor het milieu mede verstaan gevolgen die verband houden met een doelmatig beheer van afvalstoffen of een doelmatig beheer van afvalwater, gevolgen die verband houden met het verbruik van energie en grondstoffen, alsmede gevolgen die verband houden met het verkeer van personen of goederen van en naar de inrichting;
c
worden onder bescherming van het milieu mede verstaan de verbetering van het milieu, de zorg voor een doelmatig beheer van afvalstoffen of een doelmatig beheer van afvalwater, de zorg voor een zuinig gebruik van energie en grondstoffen, alsmede de zorg voor de beperking van de nadelige gevolgen voor het milieu van het verkeer van personen of goederen van en naar de inrichting.
3
Bij algemene maatregel van bestuur worden categorieën van inrichtingen aangewezen, die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken.
4
Elders in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder inrichting verstaan een inrichting, behorende tot een categorie die krachtens het derde lid is aangewezen. Daarbij worden als één inrichting beschouwd de tot eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen. Onze Minister kan nadere regels stellen met betrekking tot hetgeen in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder inrichting wordt verstaan.
5
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt:
a
onder het zich ontdoen van afvalstoffen mede verstaan het nuttig toepassen of verwijderen van afvalstoffen binnen de inrichting waarin deze zijn ontstaan;
b
onder het zich door afgifte ontdoen van afvalstoffen mede verstaan:
1
het voor nuttige toepassing of verwijdering brengen van afvalstoffen vanuit een inrichting naar een elders gelegen inrichting die aan dezelfde natuurlijke of rechtspersoon behoort;
2
het tijdelijk voor nuttige toepassing afgeven van afvalstoffen.
6
Bij ministeriële regeling wordt aangegeven welke stoffen, preparaten of producten in ieder geval worden aangemerkt als afvalstoffen, indien de houder zich daarvan ontdoet, voornemens is zich daarvan te ontdoen of zich daarvan moet ontdoen.
7
Bij algemene maatregel van bestuur kan in het belang van het bevorderen van nuttige toepassing worden bepaald dat geen sprake is van het zich ontdoen van afvalstoffen, indien bij die maatregel aangewezen stoffen, preparaten of producten:
a
door de houder rechtstreeks worden afgegeven aan een persoon die deze stoffen, preparaten of produkten geheel toepast op een bij die maatregel aangegeven wijze;
b
voldoen aan bij die maatregel te stellen eisen.
Onze Minister kan nadere regels stellen omtrent de aanwijzing van stoffen, preparaten of produkten, de wijze van toepassing en de eisen, bedoeld in dit lid.
8
Een afvalstof wordt in ieder geval aangemerkt als huishoudelijke afvalstof onderscheidenlijk bedrijfsafvalstof, indien die afvalstof bij algemene maatregel van bestuur als zodanig is aangewezen.
9
Onze Minister kan, indien naar zijn oordeel in het belang van een doelmatig beheer van afvalstoffen een onverwijlde voorziening noodzakelijk is, een regeling vaststellen van de in het zevende of achtste lid bedoelde strekking. Een zodanige regeling vervalt een jaar nadat zij in werking is getreden of, indien binnen die termijn een algemene maatregel van bestuur ter vervanging van die regeling in werking is getreden, op het tijdstip waarop die maatregel in werking treedt. Onze Minister kan de termijn bij ministeriële regeling eenmaal met ten hoogste een jaar verlengen.
10
Onze Minister kan nadere regels stellen omtrent de aanwijzing van gevaarlijke afvalstoffen, bedoeld in het eerste lid. Tevens kan Onze Minister of een door hem aan te wijzen instantie vaststellen dat een afvalstof, zoals die door de houder ter beoordeling wordt aangeboden:
a
niet de eigenschappen bezit op grond waarvan deze ingevolge bijlage III bij richtlijn nr. 91/689/EEG van de Raad van de Europese gemeenschappen van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen als gevaarlijke afvalstof dient te worden aangemerkt;
b
hoewel deze niet als gevaarlijke afvalstof is aangewezen, toch de eigenschappen bezit op grond waarvan deze ingevolge de in onderdeel a genoemde bijlage als gevaarlijke afvalstof dient te worden aangemerkt.
11
Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder ?genetisch gemodificeerde organismen?.
12
Een wijziging van de bijlagen bij richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen gaat voor de toepassing van de in het eerste lid gegeven omschrijvingen van ?afvalstoffen?, ?beheer van afvalstoffen?, ?nuttige toepassing? en ?verwijdering? gelden met ingang van de dag waarop aan de desbetreffende wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.
13
Een wijziging van bijlage III bij richtlijn nr. 91/689/EEG van de Raad van de Europese gemeenschappen van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen gaat voor de toepassing van het tiende lid gelden met ingang van de dag waarop aan de desbetreffende wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.
14
Een wijziging uit hoofde van artikel 20, eerste lid, van de kaderrichtlijn water gaat voor de toepassing van deze wet gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant of op andere geschikte wijze wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •